R.A. Dickey (in 2016) gooit in de eerste inning tegen de NY Yankees. Foto: apardavila
Eigenlijk is het een vreemde benaming. Je gooit de ‘knuckleball’ namelijk niet met je knokkels. Gene Bearden, in de jaren ’40 pitcher bij de toenmalige Cleveland Indians legt het uit. “Ik gooide de knuckleball met mijn vingertoppen. Je zou het dus eigenlijk een ‘vingertopbal’ moeten noemen.”
De knuckleball was in meer dan één opzicht een bijzondere pitch. Voor een slagman bijna niet te raken, maar dus ook moeilijk te omschrijven. We houden het daarom maar op de benaming waarmee de worp door de jaren heen bekend werd.
Moeilijk te leren
Het gooien van een goede knuckleball is moeilijk te leren. Maar heb je de techniek eenmaal onder de knie, dan heb je als werper een bijna ‘dodelijk’ wapen in je arsenaal aan pitches. Voor een slagman is een goed geworpen knuckleball vrijwel niet te raken.
Toch is er onder de spelers – zowel in Nederland als internationaal – vrijwel niemand meer te vinden die de worp goed beheerst. Eén van de laatste der Mohikanen was R.A. Dickey van de Toronto Blue Jays. In 2023 maakte Matt Waldron zijn debuut voor de San Diego Padres en is daarmee de enige actieve knuckleball pitcher in de MLB. Is daar een oorzaak voor aan te wijzen? Ja.
De angst voor het onbekende
De enige oorzaak is de angst voor het onbekende. Maar het enige dat wezenlijk anders is aan de worp, is de grip op de bal. Dat is alles.
Omdat de knuckleball net zo wordt geworpen als een change up, ziet de slagman niet wat er op hem afkomt. Doordat de wind-up van de werper niet afwijkt, kan hij dus alles verwachten. Dat maakt een goed geworpen knuckleball zo effectief.
Archieffoto van Eric de Vries. Foto: Herman Hiemstra
De knuckleball in Nederland
Voor de introductie van de knuckleball in de Nederlandse competitie moeten we terug naar de jaren ’80 van de vorige eeuw, naar Jeff Archer. Indertijd een ‘ontwikkelingswerker’ uit de Verenigde Staten die het als zijn missie zag om zijn passie (het honkbal) in Europa naar een hoger niveau te brengen. In dat kader coachte hij HCAW in 1981.
Eric de Vries was één van de eersten in de Nederlandse competitie die de ongebruikelijke worp wel goed onder controle kreeg. Het leverde hem zelfs een vermelding in een boek op. (Jeff Archer ‘Adventures in European Baseball’.)
Eén jaar later – op 21-jarige leeftijd! – is met name de knuckleball er de oorzaak van dat hij aan het einde van het seizoen de prijs van MVP uit de Nederlandse competitie in ontvangst mag nemen.
Hierna moest Eric van zijn nieuwe coach (Peter Slauta) direct stoppen met het pitchen van de knuckleball in clubverband. Want ‘een knuckleball gooi je pas als je geen kans meer ziet om zelf je teennagels te knippen.’ Hij verwees daarmee naar top-knuckleballers in de Major League, zoals Tim Wakefield en Phil Niekro. Dat waren allebei ‘oude mannen’ die nog op relatief hoge leeftijd op topniveau hun sport beoefenden. Niekro heeft er – toe hij de 40 al ruim was gepasseerd – nog een Cy Young Award mee gewonnen.
Niekro heeft trouwens nog een bijzonder record op zijn naam staan. In het seizoen 1979 – hij speelde toen voor de Atlanta Braves – kwam hij in 44 wedstrijden in actie. Hij wist er daarvan 21 te winnen, maar hij verloor er ook 20. Zijn ERA over het hele seizoen gemeten was 3.39.
Die cijfers zijn later nooit meer door enige andere toppitcher geëvenaard, laat staan overtroffen.
Snelheid speelt geen rol
Bij het gooien van de knuckleball is snelheid van geen enkel belang. Het gaat maar om één ding: nauwkeurigheid. Dat maakt de worp ook zo moeilijk om te leren.